Er staat een man op de bus te wachten
‘Er staat een man op de bus te wachten.’ Zo luidt de eerste zin van mijn meest favoriete mop aller tijden. De enige mop die ik ooit vertel. Gelukkig is hij lekker kort, want ik ben een waardeloze moppentapper. Maar deze heb ik onder de knie. Dus afgelopen week vertelde ik deze favoriete en enige mop weer eens tegen iemand. En schaamteloos moest ik er zelf, zoals altijd, weer om lachen. Als enige overigens, maar ach.
Later op weg naar huis, dacht ik voor het eerst na over de mop. Ik vertel hem al twintig jaar wanneer ik de kans maar krijg, maar nooit eerder had ik geanalyseerd waarom ik die mop eigenlijk grappig vind. En mijn conclusie is dat het er denk ik mee te maken heeft dat je brein helemaal vanzelf voortdurend dingen in- en aanvult. Dingen in een kader plaatst. Dingen die je dan wel of niet bewust kan herkaderen.
Briesend, scheldend en tierend met bloeddoorlopen ogen en witte knokkels.
En dat op zich is best een interessant iets. Herkaderen. Iets in een ander kader plaatsen en er daardoor een ander gevoel bij krijgen. Ergens een ander verhaal bij verzinnen en zo je emoties bijsturen. Mijn man, Sjoerd, zit veel in de auto voor zijn werk en had de ongezellige en ongezonde neiging ontwikkeld om het gedrag van elke matige, onoplettende en egocentrische weggebruiker als een persoonlijke aanval te zien. Hij wist zeker dat al die mensen als onderdeel van een grote samenzwering ’s morgens de deur uitgingen met een tot in de puntjes uitgestippelde missie en maar 1 doel voor ogen: Sjoerd Bakker uit Goes zoveel mogelijk storen op zijn weg van A naar B. En dat ze dan ’s avonds allemaal lachend en proostend bij elkaar kwamen om zich te verkneukelen over het feit dat hij wederom briesend, scheldend en tierend met bloeddoorlopen ogen en witte knokkels achter het stuur had gezeten terwijl ze ondertussen zijn route voor de volgende dag aan het voorbereiden waren.
Totdat Sjoerd begon met herkaderen. Hij verzint nu de hele boel bij elkaar. Tegenwoordig ziet hij in elke linksinhalende bumperklever een wanhopige man wiens vrouw op het punt staat hun eerstgeboren zoon te baren. Hij ziet in elke rechtsblijvende slak die iedereen ertussen laat zijn niet al te heldhaftige moeder die zich juist vandaag dapper de weg op waagt om haar zieke kleinkind te kunnen bezoeken. En dat helpt hem. En natuurlijk weet hij ook wel dat de verhalen die hij verzint verzonnen zijn. Maar dat maakt hem niet uit. De woede blijft weg en een soort grootmoedige mildheid komt er voor in de plaats. En dat is niet alleen veel beter voor zijn gezondheid, maar ook voor de sfeer in de auto als ik met hem meerijd.
En dit principe pas ik nu zelf ook zoveel mogelijk toe en niet in de laatste plaats op de yogamat. Val ik voor de vierde keer uit een lastige balanshouding, dan gooi ik de frustratie over mijn onwelwillende lijf en de met grote vloeken gepaarde ‘gisteren lukte het wel’-gedachte er snel uit en gebruik ik het als signaal om eens na te denken over de vraag waar ik op dit moment meer balans in mijn leven kan gebruiken. Was ik voornemens mezelf flink in het zweet te werken op de mat, maar smeekt mijn lijf al na vijf minuten om daar alsjeblieft zo snel mogelijk mee op te houden, dan laat ik mijn teleurstelling en irritatie naar mijn ongehoorzame lijf zo snel mogelijk los en probeer ik het moment te zien als een kans om die nieuwe Yin reeks uit te proberen. Herkaderen loont. Probeer het eens.
Er staat een man op de bus te wachten.
De buschauffeur stapt uit en roept: ‘Hé, kom eens van dat dak af!’
Namasté
Chantal (gniffelend)