Hallo mooie ogen
Zo heel af en toe kom ik een paar tegen. Vroeger zelden, nu vaker dan voorheen. Een paar ogen die zomaar naar binnen kijken. Me lijken te zien, me lijken te herkennen. Ogen die kijken met een blik die me raakt. Een blik die dwars door al mijn bullshit heen ziet. Dieper binnen komt dan waar ik toestemming voor gaf. Die mijn normaal gesproken niet van waarheid te onderscheiden onschuldige leugens moeiteloos doorziet, maar ze me niet kwalijk neemt omdat het er kennelijk niet toe doet.
Heel sporadisch kom ik zulke ogen vluchtig tegen. Op de roltrap, in de bus, een keer op het strand. We delen dan een filmmomentje. Twee paar ogen die in de wandelgangen van alledag plotseling blijven kleven aan elkaar. Een paar seconden lang vertraagt de tijd, vertroebelt de omgeving, verstommen geluiden.
Fysieke aantrekkingskracht in de zin van een onverwachte en onverklaarbare wens wat langer in het gezelschap van het lichaam te verblijven waarin die ogen wonen.
En dan is het voorbij en keren de geluiden terug, tikt de tijd weer verder en worden beelden weer scherp en helder, mij glimlachend en aangenaam verrast achterlatend met verwondering. Wat was dat? Wie was dat?
Dat ik ze nu vaker tegenkom dan vroeger ligt vast niet aan het feit dat er plots meer zijn. Ik vermoed dat ze er altijd al waren. Misschien kunnen ogen maar zoveel zien als het hart kan voelen.
Ik had onlangs het genoegen een tijdje langer te mogen verblijven in het gezelschap van zo’n paar ogen. Ik voelde me naakt, tintelend en aangenaam kwetsbaar. Vol vertrouwen en een beetje onder de indruk. Het raaskallen viel geloof ik mee en ik heb geen enkele leugen verteld.
Ik ging naar huis met een gevoel van zekerheid. Ik snap er nog steeds niet veel van en heb geen bewijzen en verklaringen die te staven zijn. Maar ontkennen dat er iets is waardoor sommige zielen elkaar raken, zien, herkennen is allang geen optie meer.
Ik zie je snel.
Chantal