Ruggengraatloos
Ik heb vaak geen mening. En dat vind ik prima. Sterker nog, dat vind ik volkomen logisch. Ik heb meestal geen mening over dingen waar ik niets van weet. Ik heb liever geen mening over dingen die ik niet begrijp en eerlijk gezegd heb ik ook vaak geen mening over dingen die me niet interesseren. Ik heb geen mening over de juiste bandenspanning van racefietsen, over wat ons na de dood te wachten staat of over de kledingkeuze van mijn overbuurvrouw. En over nog een heleboel zaken.
Ik heb over meer dingen geen mening dan wel. En als ik dan wel een mening heb dan heb ik er meestal in meer of mindere mate over nagedacht. Of, en dat gebeurt me sinds ik aan Yoga doe steeds vaker, heb ik er een bepaald gevoel bij. Waar ik dan vervolgens weer over nadenk.
Het wordt me soms niet in dank afgenomen als ik meningloos ben. Als mij gevraagd wordt: ‘Wat vind jij daar nou van?’ en ik antwoord met: ‘Niet zo gek veel.’, dan hebben sommige mensen daar een mening over. Ze vinden het niet hebben van een mening behoorlijk ruggengraatloos. Ach ja, dat mag uiteraard. Daar heb ik last van noch een mening over. Wat me wel in hoge mate verbaast is dat sommige mensen in de veronderstelling zijn, sterker nog ervan overtuigd zijn dat de rest van de wereld altijd op hun mening zit te wachten. Of zelfs meer dan dat, dat wij allemaal het recht (of de plicht?) hebben om hun mening aan te horen. Of we dat nou willen of niet.
Ik persoonlijk denk dat altijd zeggen wat je denkt net zo zwaar overschat wordt door sommige mensen als altijd de waarheid vertellen. Maar dat is uiteraard slechts mijn mening.
Ik heb niet gek veel op met de neiging van sommige mensen om hun mening ongevraagd te geven. Uitspraken als ‘ik zeg gewoon wat ik denk’ of ‘ik ben gewoon eerlijk’ hoeven wat mij betreft niet zo. Ik persoonlijk denk dat altijd zeggen wat je denkt net zo zwaar overschat wordt door sommige mensen als altijd de waarheid vertellen. Maar dat is uiteraard slechts mijn mening.
Wat me ook verbaasde is het feit dat meningen tevens alom aanwezig zijn in de yogawereld. Naïef misschien, maar ik dacht dat die wereld daar meer gevrijwaard van zou zijn. Ik ben in eerste instantie yoga gaan doen omdat het me fysiek enorm veel voordelen gaf. Onbewust van alle andere aspecten van yoga heb ik de eerste tijd doorgebracht op mijn mat. Thuis, alleen, met lessen die ik volgde via YouTube. Ik voelde door mijn dagelijkse uren op de mat mijn lichaam sterker en soepeler en gezonder worden en genoot daar met volle teugen van. Ik was niet op zoek naar geestelijke rust, ik wilde geen schoonmaakbeurt voor mijn chakra’s en ik streefde ook niet naar Verlichting. Tot ik op een dag hard van mijn roze yoga wolk werd afgestoten door een artikel. Een artikel over De Ware Yogi’s. De geweldloze, veganistische, alcoholvrije, (bijna) verlichte Yogi’s. Ik las het artikel in een tijdschrift waarmee ik net een vlieg had doodgeslagen, tijdens het eten van een uitsmijter met spek, na een avond stevig doorzakken met teveel wodka. En zo kwam ik erachter dat er mensen zijn die vinden dat er maar twee soorten yogabeoefenaars bestaan. De Ware Yogi’s en de rest van ons.
En al snel kwam ik meer tegen. Yogi’s die zich laatdunkend uitspreken over bepaalde yogavormen. Yogi’s die andere Yogi’s afkraken. Doe dit. Laat dat. Meningen, meningen en nog eens meningen.
Het zou misschien tof zijn als we allemaal zouden proberen om te beseffen dat andere mensen hun mening net zo belangrijk vinden als wij die van ons. Dat iedereen een eigen bril heeft waar hij door kijkt. Dat niet iedereen op onze mening zit te wachten. Dat Yogabeoefenaars ook mensen zijn.
Maar dat is, nogmaals, uiteraard slechts mijn mening.
Namasté.
Chantal