Oefening baart kunst.
Ik zit op mijn schenen op de mat tegen het einde van de Ashtangales. Ik pak mijn beide ellebogen in mijn handen, plaats mijn onderarmen op de mat en verstrengel mijn vingers in elkaar. De pinken vouw ik naar binnen en mijn hoofd plaats ik in het kommetje dat zich heeft gevormd van mijn handen. Terwijl ik mijn tenen krul en mijn benen strek, voel ik dat ik het kan. Ik verplaats mijn gewicht op mijn armen en til mijn voeten van de grond. Heel rustig en vol vertrouwen strek ik mijn benen recht omhoog.
En dan sta ik ……. voor de eerste keer in heel mijn leven sta ik in kopstand in een lege ruimte, zonder muur achter me en …. ik sta stevig, zonder angst. Door mijn hoofd flitst de kenmerkende zin van K. Pattabhi Jois, de grondlegger van de Ashtanga:
“Practice and all is coming”.
Ik weet nu dat hij gelijk had. Al die ochtenden dat ik opsta om te mediteren en yoga te beoefenen, alle lessen die ik volg en leer zorgen er daadwerkelijk voor dat mijn lijf elke keer een klein beetje sterker wordt en dat ik mijn gedachten beteugelen kan.
Waarom toch vinden wij (of in ieder geval veel mensen die ik tegen kom in mijn leven) dat we alles zouden moeten kunnen en dan ook zomaar ineens meteen direct ? Pipi Langkous zegt: “ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan”, maar deze zelfverzekerdheid gaat niet voor ons allen op. Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik begin er maar niet aan, want ik kan het vast niet en ik vind het eng en ik snap het niet en ……… We denken ons naar beneden in een spiraal waardoor we dingen niet eens meer uit durven te proberen. De open leerhouding die ons als kind zo eigen is, is langzaam verdwenen.
De weg die je volgt is je bestemming.
Op het label van de thee die ik vanochtend klaar maakte stond de spreuk: de weg die je volgt is je bestemming. Dat vond ik mooi. Vaak willen we in yoga (en ook de rest van ons leven) meteen toe naar de eindbestemming, de eindpose. Natuurlijk ziet dat er hip uit, maar word je er echt een beter mens van als je de kopstand kunt? Natuurlijk niet, ik heb veel geleerd op de weg er naar toe, dat wel. Ik kwam mijn eigen ongeduld tegen en daardoor mijn ontbrekende zelfcompassie als ik teleurgesteld weer uit de pose kwam. Mijn jaloerse gevoelens naar anderen die wel deze pose “helemaal” uitvoerden. En mijn enorme angst om te vallen, die me er in meerdere poses van weerhoudt om over een drempel te gaan. Nou zeg, ik lijk wel een echt mens. Natuurlijk voel ik me ook trots en sterk. Aankomen op een eindbestemming voelt als arriveren op het witte strand uit de reisfolders na een lange vlucht. Het gevoel als je voor de eerste keer het warme zachte water in loopt en de zon op je huid schijnt, terwijl je je onderdompelt in het gevoel waar je zo naar verlangd hebt.
En tegelijkertijd weet ik dat ik me bij elke volgende poging tot kopstand nooit meer zo zal voelen als ik dat deze “eerste” keer deed. Dus ik koester het gevoel en draag het in mijn hart. Ik neem het mee op de wegen, die voor mij bestemd zijn als een mooie intrigerende levensles.
Namasté
Esther
Ook zin om te spelen? Doe als Pipi Langkous en schrijf je in voor onze workshop ‘Andersom en omgekeerd’.